Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

geslacht

 

Willy

Beirens

  Willy Beirens met hakmes

‘The times are a changin’ zong Bob Dylan al in 1964 en meer dan vijftig jaar later is het nog steeds een waarheid als een koe. Alles verandert en wij moeten, of we willen of niet, mee evolueren. Als ik grasduin in boeken met oude foto’s kan ik mijmeren bij al die mensen die in de lens kijken. Hoe zij hun dagelijks brood verdienden en het valt me op dat vele beroepen doorheen de jaren gewoonweg verdwenen zijn. Waar is de tijd dat de melkboer aanbelde of de kolen aan huis werden geleverd? Waar is de tijd dat den bierman iedere week passeerde ? En zo zijn er tal van beroepen die de tand des tijds niet overleefd hebben.
Onze Mens van bij Ons, Willy Beirens, is zo ook een van de laatste der Mohikanen in zijn sector. Willy heeft jarenlang varkens aan huis geslacht. Ergens in 2013 heb ik hem geïnterviewd en we spraken af dat hij me zou bellen als hij nog eens een varken zou slachten zodat ik wat foto’s kon nemen. Het was een ijdele hoop. Willy heeft me niet gebeld en dus schrijf ik het verhaal nu, drie jaar later, zonder actiefoto’s...

Willy met zijn moeder op de Kouter. Bemerk nog de tramsporen.

 

Roots
Mijn verhaal begint op 17 december 1942, begint Willy. Mijn vader was Petrus Beirens en dat was ne facteur net zoals twee broers van hem: Prosper en Kamiel. Dat waren nog eens echte dorpsfiguren. Mijn moeder was Maria De Beule en zij was huisvrouw. Broers of zussen heb ik niet. Na mij heeft mijn moeder nog verschillende misvallen gehad. We woonden aan het begin van den Bos in een dreefje. Veel weet ik daar niet meer van, want toen ik vier was, in 1946, zijn we verhuisd naar de Langestraat.

De Langestraat was toen helemaal anders dan de Langestraat van nu. Naast ons woonde enkel Rafaël De Kimpe en de rest was allemaal weide en veld. Het volgende huis was dat van Lea Van Driessche, op de hoek van de Kamershoekse wegel (nu A-straat). Ons huis was een kleine boerderij. In 1966 hebben we het afgebroken. We moesten toen een eind achteruit en mijn vader liet daar twee huizen bouwen zodat ik in een spiksplinternieuw huis kon gaan wonen toen ik trouwde in 1967, vertelt Willy, maar nu ben ik zeker al een beetje te rap aan het gaan in mijn verhaal, hé. Ik knik.

 

Vader en moeder Beirens voor hun oud huis in de Langestraat. Het meisje is Bernadette De Kimpe

Vader en moeder Beirens voor hun oud huis in de Langestraat. Het meisje is Bernadette De Kimpe.

School
Mijn schoolcarrière ben ik gestart op ’t dorp, gaat Willy verder, en daarna stuurden mijn ouders me naar de Rotstraat. Veel kan ik niet vertellen over die periode, alleen dat ik twee klassen heb overgeslagen: het vierde en het zesde. Al zeg ik het zelf, ik leerde vrij goed, zegt Willy, en op de plechtige prijsuitdelingen in het Gildenhuis aan het einde van het schooljaar stond ik altijd op het podium bij de eerste vijf. Ik zat dus als elfjarige in de zevende klas bij Michel Deprouw en op mijn twaalfde in het achtste studiejaar bij Remi Heirwegh.

Heel mijn jeugd zat ik gezoeën en gebroan bij Rafaël De Kimpe, boer en melkboer, en de beesten interesseerden me van jongsaf aan. Ik wou heel graag beenhouwer worden, maar in de beenhouwerschool van Anderlecht kon je maar starten op je veertiende. Dus ben ik na het achtste studiejaar nog twee jaar naar de Broeders geweest.

Op mijn veertiende mocht ik dan naar Anderlecht. Dat was de school die de vader van Paul Vanden Boeynants had opgericht. Het was in die tijd nog een privéschool en mijn ouders moesten toen 1000 frank (25 euro) per trimester inschrijvingsgeld betalen. Dat was veel geld in die tijd, dat kan ik je verzekeren, zegt Willy. Pas als Vanden Boeynants minister geworden is, is dit een officiële school geworden en verviel het inschrijvingsgeld, maar dan was ik er al lang weg.

Anderlecht, dat was ’s morgens om halfzeven vertrekken en ’s avonds om zeven uur thuis. Die treinen uit die tijd waren allesbehalve luxe. Het waren houten barakken op wielen en je moest het raam opendoen om de deur langs buiten te openen, wilde je uitstappen. Wij maakten er een sport van om uit de trein te springen voor we aan het station van Zele waren. Dat vonden we best leuk tot op een dag de gendarmen ons stonden op te wachten. We zijn er toen met een serieuze bolwassing vanaf gekomen.

 

Willy bij zijn vormsel in 1954.
Verder zie je deken Rooms en bisschop Calewaert
en 'peter' van dienst is Paul Verbeeck

 

Willy bij zijn vormsel

Foto van het zevende studiejaar bij Michel Deprouw

Het zevende studiejaar van meester Michel Deprouw in het schooljaar 1952-1953
Rij 1: Willy Van Driessche, Willy Beirens, De Coene, Ivan De Geest, en Paul Vermeiren.
Rij 2: Paul Van Durpel, Leon Vercauteren, André D'heer, Roger Moens, Etienne Certijn en Henri Verheggen.
Rij 3: Etienne Derweduwen, André Van Driessche, Alfons De Wilde, Tony Van Wichelen, Jozef Kestens en Raymond Raemdonck.
Rij 4 Jean De Bus, De Brauwer, Georges Van Damme, Wilfried De Coster en Hugo De Leenheer.

Klas bij de broeders

42 snaken in het eerste middelbaar bij de broeders in het jaar 1955

Rij 1: Vicky Van Driessche, Roland D'hondt, Jacques De Wilde, Willy Schiettecat, Romain Wiels, Joseph Van Ruyteghem, Etienne Van Eetvelde, Werner Heirman,
Willy Beirens, Joost Arens, André Amelot en Eugeen De Varé.
Rij 2: X, Frans Poppe, X, Eddy Baert, Willy Philips, Paul Verhofsté, Luc Van Malderen, Paul Beirens, Paul Moens, Marc Vael, Hubert Temmerman, Pierre De Beule,
Paul Pletinck, Gilbert Temmerman, Aimé Van Uytfanghe.
Rij 3: Broeder Roger, Jan Troch, Paul Van Driessche, Luc Raemdonck, André De Craene, Alfons Buyle, Robert De Paepe, André Van De Vijver,
Buyle, André Oosterlinck, Wilfried D'heer, Kamiel Allaert, Lucien Allaert, X en Leon D'hooge.

In Anderlecht zijn we met 42 man begonnen. Die 42 was een heel verscheiden groep: zonen van slagers en boeren én van verschillende leeftijden. Er was er zelfs ene die zijn militaire dienst al achter de rug had.

Ik ben heel mijn leven de kleinste van de klas geweest en ik ben nog gene grote, lacht Willy, maar ik kon mijn manneke staan, dat kan ik je verzekeren. Zowel op school als bij de turners wist ik van aanpakken. In Anderlecht kon ik met moeite over de tafel kijken en af toe pakten ze me vast en staken me in een vat met beenderen, maar dat kon me niet schelen.

 
In de school kregen we theorie, maar vooral veel praktijk, want de leerlingen werkten in feite in de fabriek van Vanden Boeynants.We hebben daar een heel goede opleiding gekregen, maar het was niet altijd even plezant. In het begin moesten we bijvoorbeeld een hele dag van ’s morgens tot ’s avonds vel afsnijden, er zijn leukere dingen, zegt Willy, maar ze hamerden er bijvoorbeeld op dat we ons mes goed moesten vasthouden. Maar doorheen de jaren leerden we uitbenen, uitsnijden, kortom alles wat een goede beenhouwer moest kunnen. Het vlees is wel een wereld apart, maar ik ben daar echt graag geweest in Anderlecht. Ik moest nog 18 worden toen ik mijn diploma op zak had.
Werk & Leger    
Ik heb geen dag thuis gezeten, vervolgt Willy, een leraar had mijn naam doorgegeven aan een voyageur en toen ik afstudeerde kon ik onmiddellijk bij een beenhouwer in de Stationsstraat in Lokeren beginnen. We vierden tot ’s avonds laat mijn diploma in café ‘De Zwijger’ naast ons deur en de volgende morgen trok ik om zes uur met mijn veloke naar Lokeren. Ik heb daar gewerkt tot ik naar de troep moest. In november 1961 ben ik binnengegaan. Eerst kreeg ik een maand opleiding, daarna kreeg ik een opleiding tot kok en dan vloog ik naar Duitsland.   Daar heb ik echt het meest geleerd, bekent Willy. We hadden in de kazerne varkens die we voederden met het afval en om de zoveel weken werd er een varken geslacht. Daar heb ik eigenlijk leren slachten. Iedere keer was het toen kermis. ’s Morgens werd er geslacht en ’s middags trakteerde onze chef met biefstuk-friet met de nodige drank erbij. Dat was al bij al een leutige tijd, zegt Willy, en toen ik afzwaaide woog ik wel tien kilo zwaarder. In het Centraal Station van Brussel kreeg ik een opmerking van de MP dat mijn vest niet dicht was. Ik kreeg ze met den beste wil van de wereld niet meer toe, zoveel was ik bijgekomen.

Geslachte varkens in het leger

In het leger heeft Willy leren slachten.

 

kok in het leger

Kok

 

Willu kookt op manoeuvres

Koken op manoeuvres

Na het leger ging ik aan de slag bij Georges Vehent die een hespenfabriekje had op de Gentsesteenweg. Ik verdiende daar meer, want daar werd ik voor elk uur betaald. Ik heb daar een tijdje gewerkt en dan ben ik naar Brussel getrokken en heb daar voor Sarma en Nopri gewerkt tot ik de overstap maakte naar Sidmar. Ik kreeg daar een job als ovenregelaar. Ik heb daar, denk ik, een jaar of acht negen gewerkt. Dat was eigenlijk een schone job, gaat Willy verder, en ook de uren waren goed geregeld.  

Ik werkte zeven dagen, was twee dagen thuis, werkte terug zeven dagen en was vier dagen thuis. Die vrije dagen kwamen me goed uit om hier en daar wat bij te verdienen.

Zo heb ik een lange tijd in Gent varkens uitgebeend en af en toe kreeg ik de vraag om een varken te slachten. Ik heb me toen een handelsregister en een BTW-nummer aangevraagd en ik ben als slachter begonnen in bijberoep.

Vrouw en kroost    
Willy is getrouwd met Lieve Lerno. Hoe heb je je vrouw leren kennen, vraag ik hem. De eerste keer dat we elkaar zagen was op een Milacavond in het Gildenhuis, maar van verkering was er toen nog geen sprake. Ik zat nog in het leger en toen ik afgezwaaid was, kwam ik haar terug tegen in het Feestpaleis in Beervelde. Dat moet ergens in 1962 geweest zijn, peins ik.
Er was maar één probleem: de moeder van Lieve zag zo’n verkering helemaal niet zitten. Bij Lieve thuis waren het boeren en toekomstige schoonkinderen werden in die tijd gewikt en gewogen voor ze mochten binnenkomen. Ik woog duidelijk een beetje ‘te licht’, lacht Willy, en het heeft enkele jaren geduurd vooraleer ik mocht binnenkomen.
  Pas toen mijn schoonvader me vroeg om een varken te komen slachten, kwam het licht eindelijk op groen. Ik moet mijn examen blijkbaar goed afgelegd hebben.
In totaal hebben we vijf jaar verkeerd en op 15 april 1967 zijn we dan getrouwd. Ik ben blijkbaar met mijn moeder getrouwd, lacht Willy, want in de kerk sprak de pastoor mijn vrouw altijd aan als Maria, de naam van mijn moeder. Ons feest was in het Breughelhof op de Donk en we zijn toen in de Langestraat gaan wonen. We hebben er ook geen gras laten over groeien, want vrij snel hadden we drie kinderen: Ilse (1968), Erica (1969) en Steven (1970). Zij zorgden op hun beurt voor onze 5 kleinkinderen; Matthijs, Jasper, Maarten, Stien en Bram.

Zijn huwelijksfoto

Getrouwd op 15 april 1967

 

Het gezin van Willy

Vijf op een rij: Lieve, Willy, Erica, Steven en Ilse

Slachter    
De jaren zeventig was de glorietijd van de diepvriezers. Boeren, maar ook vele anderen hielden een varken en die beesten moesten dan ook geslacht worden. De combinatie van Sidmar en slachten in bijberoep was op de duur niet meer houdbaar, zegt Willy. Ik had geen enkele dag meer vrij, ik had geen leven meer. In 1979 heb ik dan de knoop doorgehakt en ben ik volledig zelfstandig begonnen. Door de mond-aan-mondreclame kreeg ik meer en meer klanten in Zele en omstreken. Ik werkte anders dan een gewone slachter, ik was ook slager en werkte alles tot in de puntjes af.
Toen ik begon, had ik zelfs geen auto, vertelt Willy. Mijn hamer en mijn messen bond ik achter op de fiets en zo reed ik naar een slachting.
  In al die jaren is Willy een beetje overal geweest en heeft hij veel gezien. Ja, zegt hij, vooral op het vlak van hygiëne was er een groot verschil tussen de ene boer en de andere. Sommige varkens lagen in schoon stro, bij andere vond men het niet meer nodig om de laatste weken de stal uit te mesten, begin dan maar. In mijn beginjaren ging het er nog vrij primitief aan toe. Een kapblok was gewoon een stuk eik op drie poten en daar moest je het dan mee doen.
Stelselmatig heb ik geïnvesteerd in materiaal dat wel hygiënisch was, want dat vind ik erg belangrijk. Op het laatst was het telkens een hele verhuis, maar dat had het voordeel dat ik makkelijker kon werken en alles veel hygiënischer verliep.
Het varken wordt uit de stal gehaald   Het varken krijgt een klop van de hamer   Het varken wordt gestoken en het bloed opgevangen
uit de stal
de klop van de hamer
bloed opvangen
En hoe ging dat dan, een varken slachten? vraag ik Willy. Het varken werd uit zijn hok gehaald en kreeg een klop van de hamer en dan werd het onmiddellijk gestoken zodat het bloed kon opgevangen worden. Bloed werd geroerd zodat het niet stolde en het bruikbaar was voor de bloedworst. Goed slaan en steken is de kunst, zegt Willy, in alle bescheidenheid, ik kon dat goed. Daarna werd het haar afgebrand en afgeschraapt met een plankje waarop kroonkurkjes waren genageld. In den beginne gebeurde dat branden met stro, later met een gasbrander. Nadien draaide ik het varken op een ladder en werd het met de achterpoten aan de ladder gebonden.  
Daarna werd die recht gezet en werd het varken opengesneden zodat de ingewanden eruit konden. Een leutig werkske was dat niet, voegt Willy er aan toe, want dat stonk soms heel erg. Als dat klaar was, werd het beest in twee gehakt en liet ik het 24 uur hangen. De volgende dag was het dan alles netjes versnijden, malen en prepareren: koteletten, hespen, gehakt, bloedworst, stoofvlees, kop… noem maar op.
Niet alleen varkens heb ik geslacht, ook schapen. Rundsbeesten passeerden eerst in het slachthuis en werden daarna thuis versneden. Zo’n beest verwerken duurde vaak een ganse dag, in mijne stiel mocht je niet op een uurtje kijken
.
de haren afbranden   de ingewanden ruimen   het varken in twee hakken
het haar afbranden
ingewanden ruimen
het varken in twee hakken

Vooral het najaar was een drukke tijd. Soms was het zeven op zeven en dikwijls had ik een wachtlijst omdat er zoveel aanvragen waren. Als ik met mijn vrouw naar oktoberjaarmarkt ging, klampte de ene na de andere boer me aan met de vraag: ‘Wanneer past het?’, dat was echt niet te doen en na verloop van tijd liet ik de jaarmarkt voor wat ze was, want mijn vrouw vond dat niet meer plezierig.
En heb je soms anekdotes uit al die jaren? vraag ik hem. De mooiste, antwoordt Willy, was bij die boer in Lokeren. Terwijl we aan het slachten waren, passeerde er een pater en die kwam eens polsen of er voor hem niet iets van de kar kon vallen. ‘Ken je het verschil tussen Jezus en dat varken?’ vroeg de boer aan de man. Nee, antwoordde deze. Awel, zei de boer, Jezus is gestorven voor ons allemaal en dat varken alleen voor mij! En de pater droop af.
Ooit moest ik in Lokeren een varken gaan slachten en onder de baan was de weg versperd door de brandweer. Kan ik hier niet door? vroeg ik, want ik moet daar een varken gaan slachten. Da’s niet meer nodig, antwoordde de brandweerman, ’t is in den brand gebleven.
Ook hebben ze me vaak opgeroepen voor een noodslachting. Nu mag dat niet meer, maar in de jaren stillekes kon alles.

  Ik heb ooit eens een noodslachting meegemaakt waar de veearts eerst het kalf uit de koe sneed. Ja, zegt Willy, dat maakten we allemaal mee.
Er is in al die jaren veel veranderd, gaat Willy verder. Waar is de tijd dat ik bij de nonnekes in het OCMW de varkens ging slachten? De laatste jaren kan ik de varkens die ik slachtte op mijn één hand tellen. Al die crisissen en schandalen in de veeteelt en de voedselproductie hebben er zeker geen goed aangedaan. Tegenwoordig is alles streng gereglementeerd en is het zo’n hele paperassenwinkel geworden dat de meeste mensen hebben afgehaakt. Alle dieren moeten geregistreerd zijn en zitten in de computer zodat ze elk dier kunnen volgen vanaf het moment dat het geboren is tot het op je bord belandt. Als je een dier wil vervoeren, moet de remorque grondig ontsmet worden voor het transport en ga zo maar door, al die wetten grenzen aan het ongelooflijke. De tijd dat er een varken tussen vier paletten werd vetgemest is definitief voorbij. Ook de eetgewoontes bij de jonge mensen zijn veranderd. Voor kop, bloedworst, spek en stoofvlees halen ze tegenwoordig hun neus op. Ik heb nog geweten dat ik schone entrecotes moest vermalen tot americain. Niet te geloven maar toch waar, zegt Willy.
Willy met zijn zoon Steven voor de slagerswinkel in de Langestraat  

Steven
In 2001 is onze Steven met een eigen beenhouwerij begonnen in het huis van mijn vader in de Langestraat, gaat Willy verder.

En dat was een nieuw hoofdstuk in mijn leven. In het begin kweekten we zelf onze beesten op den Heikant en we pasten die goed op zodat we kwaliteit hadden. Ik was nog beenhouwer-slachter, hielp onze Steven in de zaak als het nodig was en daarnaast had ik nog die runderen. Na een tijdje werd dat echt een beetje van het goede teveel en had ik helemaal geen rust meer. En dan al die paperassen die in orde moesten zijn, gewoon om zot van te worden.

Nu ga ik gewoon de beesten zelf uitkiezen in het slachthuis en dat maakt het leven er veel simpeler op. In onze beenhouwerij maken we nog pensen zoals in de goede oude tijd en ook onze kop wordt nog altijd zonder gelatine bereid. Kwaliteit is en blijft onze leuze, zegt Willy met enige fierheid.

Pensioen
Officieel ben ik met pensioen, zegt Willy, maar in de praktijk werk ik nog alle dagen. Werken dat is mijn lang leven en zeker omdat ik zo onze Steven kan helpen. Bijna 50 jaar lang heb ik varkens geslacht en dat was een schone tijd. Ik heb dat graag gedaan, bekent Willy, en ik probeerde mijn werk goed te doen. Ja, voegt zijn vrouw er aan toe, hij liep nijger voor zijn boeren als dat hij voor mij liep. Willy lacht.

Ja, gaat hij verder, ik heb goed mijn boterham verdiend, maar ik ben er niet rijk op geworden. Ik heb het ook niet voor niets gehad, ’t was soms hard labeur. In de winter, buiten als het vroor, dat het kraakte. De hond lag in zijn kot, maar ik stond buiten in de vrieskou. Ik heb echt veel kou gehad. Al dat werk heeft ook zijn tol geëist, voegt hij er aan toe, want in 2010 heb ik vijf overbruggingen gehad, maar ik voel me goed nu.

En hobby’s? vraag ik hem. Willy moet lachen. Hobby’s? Wanneer zou ik daar tijd voor moeten hebben?, kaatst hij de bal terug. Ja, iedere zondagmorgen ga ik op Everslaar kaarten in café De Pelgrim. Bieden op zijn Lokers en dat wil ik voor geen geld missen.

  Willy bij zijn schapen

Ook zijn we jarenlang ieder jaar op vakantie geweest naar Oostenrijk,
een land waaraan we ons hart verloren hadden.
Nu heb ik nog een stukje grond achter de Moortelshoeve waar ik wat groenten kweek
en het gras hooi voor mijn schapen.
Ik heb hier achter mijn huis nog een weide met twee schapen en wat lammeren
en daar kan ik me mee amuseren.

En content over je leven? vraag ik tot slot.
200 %, antwoordt Willy. Ik ben heel mijn leven onder de mensen geweest
en ik heb een beroep gedaan dat ik graag deed, meer moet dat voor mij niet zijn.
En ik ben nog alle dagen bezig én met mijn volle goesting.

Mark De Block
13-VI-2016

 

The silence of the lambs

Ik interviewde Willy in oktober 2013. Enkele dagen later, op 15 oktober was het offerfeest en bij dat feest slachten moslims een schaap.
Binnen de islam gelden verschillende voorschriften voor het slachten van dieren voor consumptie. Alleen als aan deze voorwaarden wordt voldaan, is het vlees rein (halal) voor consumptie. De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • de slachter moet een moslim zijn die bekwaam is in het slachten;
  • de slachtplaats moet rein zijn;
  • de slachter moet zorg dragen voor het comfort van het dier; het slachtmes mag bijvoorbeeld niet zichtbaar zijn voor het dier of in de nabijheid van het dier geslepen worden; het slachten mag niet door andere dieren gezien worden;
  • het dier wordt met de kop in de richting van Mekka geplaatst;
  • voordat een dier geslacht wordt, spreekt de slachter de woorden Bismillah Allahoe akbar (In naam van God, God is de grootste) uit, waarmee hij zijn dankbaarheid en respect uit voor God die, volgens de islam, in het voedsel voorziet;
  • de halsslagader en de luchtpijp worden in één beweging doorgesneden.

(Bron Wikipedia)

 

Al jaren werkt Willy mee om de schapen na het slachten, verder af te werken. Voor mij was het dus een ideale gelegenheid om eens kennis te maken met deze voor mij onbekende wereld. In het verleden werd er in Zele eerst geslacht in den Bos op de boerderij van Maurice Ernalsteen en later verhuisde men naar het hof van Joseph Van Ruyteghem in Avermaat.

In 2013 werd er dan een mobiele slachtvloer aangekocht en deze werd opgesteld in het gemeentelijk magazijn in de Baaikensstraat.

Gewapend met mijn fototoestel trok ik er op af.

Buiten telden de schapen hun laatste minuten. Onze Zeelse moslims haalden hun schaap op en leidden het naar de slachtbank. Met een scherp mes werd het beest ritueel geslacht. Het was ‘The silence of the lambs’ want die beesten gaven geen kik. Daarna sneden Willy en enkele collega’s het vel los, ruimden de ingewanden en hakten het dier in twee of meerdere stukken, waarna de eigenaar met zijn schapenvlees naar huis trok. 190 Schapen passeerden er die dag de revue.

En soms zeggen beelden meer dan woorden…

Schapen wachten buiten in een omheining

Waar is mijn schaap?

Een Turkse man leidt zijn schaap naar de slachtbank

Allez ju!

Schapen met mannen die erop zitten om het koest te houden

Sheepboy

Het schaap wordt naar de slachtbank geleid

Naar de slachtbank

Met een scherp mes wordt de keel overgesneden

Onze Zeelse schepen in actie!

Uitbloeden

Uitbloeden...

Vacht lossnijden

Vacht lossnijden

Vacht eraf

Schapenvel

Klaar voor consumptie

Voila, die is klaar!

Kijk op de slachtvloer

Blik op de slachtvloer

Planning

Alles opgelijst en getimed

Willy staat klaar voor het volgende schaap

De volgende!


© Mark De Block

 

Thuiskomen